Grâce Ndjako, juryvoorzitter
de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2022
‘Wie nu een serieuze inhoudelijke kunstcriticus wil zijn moet over een flinke dosis optimisme, zo niet liefde voor het vak beschikken.’ Meerdere juryvoorzitters van de afgelopen edities van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek deden een constatering in deze strekking. Ze verwijzen hiermee naar de verschillende obstakels die de kunstkritiek in de afgelopen jaren te verduren heeft gehad: de afkalvende ruimte voor recensies en besprekingen online en in papieren kranten, de opkomst van influencers die het vooral positief en gezellig willen houden en de vele kunsttijdschriften en andere platforms die het loodje leggen worden als voorbeelden genoemd. Het is een trend die zich helaas voortzet. Nog altijd is er weinig ruimte voor kunstkritiek, en diepgaande boek- en filmbesprekingen.
Toch kunnen we voorzichtig optimistisch zijn. Uit de inzendingen van dit jaar blijkt dat jonge schrijvers behoefte hebben om zich kritisch tot kunst te verhouden en ook de wisselwerking tussen kunst en maatschappij te analyseren. Dit jaar ontving de jury 21 recensies en 20 essays. In de categorie Innovatieve kunstkritische praktijken werden 7 inzendingen ingestuurd.
Voor de aftrap van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2022 schreef Munganyende Hélène Christelle een essay voor De Groene Amsterdammer en Knack Focus, De woonkamer als galerie . In dit essay stelt ze het volgende: ‘Kunst is een levend wezen. Als we naar kunst kijken als een ruimte waarin geleefd wordt, zien we algauw in dat kunst alleen bestaat bij de gratie van de gemeenschap waaruit de kunst bestaat.’ Hiermee kaart ze een belangrijk punt aan, namelijk dat kunst niet los staat van de samenleving en de discussies, vraagstukken en problemen die er binnen deze samenleving worden besproken.
De grote belangstelling en gesprekken rondom verschillende tentoonstellingen in het afgelopen jaar tonen de wisselwerking tussen kunst, maatschappij en politiek aan. De controverse rondom documenta fifteen bijvoorbeeld, en de wijze waarop deze werd besproken, toont de meerwaarde van gedegen kunstkritiek aan; een die reflectie biedt waarbij alle complexiteiten worden geanalyseerd en van context worden voorzien.
Kunstkritiek is ook een onontbeerlijk onderdeel van de gemeenschap waar Christelle naar verwijst. Door zich over kunst uit te spreken, het in al zijn complexiteit te analyseren en het in een bredere context te plaatsen, vormt kunstkritiek een verbindende rol tussen kunst en maatschappij. Het vertaalt kunst voor een breder publiek, en speelt de maatschappelijke discussies ook weer terug naar de kunstwereld. Goede kunstkritiek waarborgt daarmee ook de kwaliteit van kunst.
Deze rol weet de kunstkritiek echter niet volledig te vervullen in Nederland. Christelle wijst er in haar essay terecht op dat het belangrijk is ‘dat we kunst niet alleen zien als iets dat alleen begrepen kan worden door de verfijnde smaak van de elite’. Kunstkritiek moet de plekken kunnen bereiken waar kunst ontstaat. Dit is niet alleen in een groot theater in een metropool, of het atelier van een gerenommeerde kunstenaar. Zoals Christelle schrijft, ontstaat kunst ook in ruimten als migrantenwoonkamers. Wil de kunstkritiek de rol van het analyseren van verschillende kunstwerken en kunstvormen, en de wisselwerking tussen kunst en samenleving optimaal kunnen vervullen, dient er ruimte te zijn voor de diverse geluiden waaruit de samenleving bestaat, en oog voor de diverse ruimtes waar kunst ontstaat. Er is nog een lange weg te gaan. Maar het is bijzonder om te zien dat de inzendingen erop wijzen dat jonge schrijvers zich hiervan bewust zijn.